Dagboek van neef Karel
Ik kom niet graag uit bed of van mijn stoel of van de bank, dat weten mijn familie en vrienden ondertussen wel (en het UWV ook). En toch is er één moment in de zoveel jaar dat mijn nichtje bij me aanbelt en dat ik weet dat ik wel moet. ‘Hup Karel, dit is het enige waar je écht voor op moet staan. Naar de stembus!’
Als we dan buiten lopen, onze vaste route naar dat hokje, valt me opeens op hoe de dingen in de tussentijd veranderd zijn. Hoe sommige straten plots veel groener lijken, terwijl op andere plekken bomen zijn gesnoeid. Hoe er huizen uit de grond zijn gestampt die er de vorige keer nog niet stonden. En ik verwonder me toch elke keer wel een klein beetje. Alsof ik weer leer fietsen, maar niet te veel hoor.
Voor ik het weet sta ik daar in dat hokje, met die lijst voor me en dat rode potloodje in mijn hand. En dan zweef ik wel eventjes, en denk ik aan de vorige keer dat ik er stond. Ik denk aan welke verandering ik de volgende keer dat ik erheen loop, zou willen zien. En dan doe ik voor één keer wat iemand van me vraagt: ik stem.
Neef Karel
